Het PRPP Assessment is een gestandaardiseerd, cliëntgericht, flexibel, criterium gerefereerd en ecologische valide instrument dat voor ergotherapeuten een middel biedt om de effectiviteit van het toepassen van informatieverwerkings- strategieën te beoordelen tijdens het uitvoeren van alledaagse handelingen in een realistische omgeving.
Het kan gebruikt worden bij cliënten van elke leeftijd, elk geslacht, elke diagnose en elke culturele achtergrond waarvan het handelen in het gedrang komt door problemen met de cognitieve eisen die handelingen en contexten stellen.
Het PRPP Assessment is opgebouwd uit twee fases:
Een procedurele taakanalyse (Fase 1) en een proces taakanalyse (Fase 2).
Het PRPP Assessment is een zogenaamd “criterion-referenced” instrument. Dit in tegenstelling tot zogenaamde “norm-referenced” instrumenten waarbij wordt gekeken hoe iemand presteert vergeleken met anderen die de test hebben gedaan. Bij een criterion-referenced instrument wordt “de lat” individueel en/of per observatie bepaald. Bij een PRPP observatie gaat het bepalen van de criteria waar de cliënt aan moet voldoen bij het uitvoeren van een bepaalde taak, in overleg met cliënt(systeem) en de ergotherapeut.
Bijvoorbeeld bij het aantrekken van een hemd; voor iedereen geldt dat er een aantal essentiële stappen nodig zijn om een hemd aan te krijgen. Maar of het hemd ingestopt moet worden of los hangt, kan bijvoorbeeld afhangen van het feit of iemand naar zijn/haar werk moet of een dag thuis blijft. Het kan dus zijn dat iemand wel een taak kan uitvoeren, maar dat de uitvoering misschien niet van voldoende kwaliteit is voor een specifieke situatie.
Allereerst worden voor de cliënt betekenisvolle activiteiten vastgesteld.
Elke activiteit of vaardigheid kan geanalyseerd worden, van het uitoefenen van een beroep tot het drinken van een glas water, van routine tot subtaak. De gekozen taak wordt vervolgens opgedeeld in deelstappen. Hierin worden de stappen beschreven die essentieel zijn om de gekozen taak te kunnen volbrengen.
Tijdens of na de observatie van de taak beoordeelt de ergotherapeut elke deelstap op;
Na het uitvoeren van het eerste fase van de PRPP weet de ergotherapeut hoe vaardig de cliënt is in het uitvoeren van de taak op dát moment. Dit wordt uitgedrukt in een percentage (aantal deelstappen / aantal foutloze deelstappen = …%). Om te bepalen of een cliënt een taak veilig en zelfstandig kan uitvoeren moeten, ten bate van de betrouwbaarheid, meerdere observaties worden gedaan.
Het analyseren van de informatie uit de observatie geeft in Fase 2 aan waarom de cliënt verminderd vaardig is, welke processen van informatieverwerking positieve of negatieve invloed hebben op de uitvoering van de taak. Deze informatie kan vervolgens gebruikt worden om (multidisciplinaire) interventie af te stemmen.
Perceive (Waarnemen)
Dit kwadrant bevat processen van informatieverwerking die te maken hebben met de sensoriek. Wanneer sensorische informatie op de juiste manier verwerkt wordt vormen wij ons een beeld van de omgeving en van onszelf. Deze informatie is nodig om tot handelen te kunnen komen.
Aandacht is hierbij belangrijk, als bepaalde sensorische informatie niet opvalt (Opmerken) kan het ook niet gebruikt worden in de taakuitvoering. Het verplaatsen en verdelen van aandacht (Moduleren) is vaak ook belangrijk. Wanneer de aandacht tijdens een taak te veel of te weinig gericht wordt kan dit de voortgang van de taak belemmeren.
Recall (Herinneren)
Dit kwadrant omvat processen die te maken hebben met het herinneren van informatie die nodig is bij het (succesvol) uitvoeren van een taak. Het gaat hierbij om weten wat dingen zijn (Herkennen), hoe ze heten (Benoemen) en hoe ze bij andere dingen horen (Categoriseren). Daarnaast ook het weten wanneer en waar bepaalde dingen wel en niet gedaan worden (Weet tijd, weet plaats). Tot slot is het nog belangrijk te weten waar voorwerpen voor dienen (Voorwerpen gebruiken) en welke stappen je moet doen om (Deelstappen herinneren) de taak succesvol uit te voeren.
Plan (Plannen)
De processen in dit kwadrant hebben te maken met het nadenken over de taak. Belangrijk is om doelgericht bezig te zijn (Doel weten) en rekening te houden met mogelijke obstakels (Belemmeringen identificeren). Tijdens het uitvoeren van een taak moeten voortdurend keuzes gemaakt worden (Kiezen), alleen de goede keuzes dragen bij aan een succesvolle taakuitvoering. Erg belangrijk in dit kwadrant is het subkwadrant Evalueren. Als een cliënt niet in staat is om zijn eigen handelen te evalueren wordt het erg moeilijk om problemen die tijdens het handelen ontstaan op te lossen. Cliënten die slecht scoren op andere onderdelen, maar wel goed kunnen evalueren kunnen ontstane problemen vaak oplossen en daardoor de taak tot een goed einde brengen.
Perform (Uitvoeren)
De processen in het Perform-kwadrant zijn betrokken bij de uitvoering van het actieplan. Belangrijke processen in dit kwadrant zijn het vermogen tot starten van de taak of volgende deelstap (Starten) en het op het juiste moment stoppen met de uitvoering van de taak (Stoppen). De cliënt moet kunnen doorgaan met de taak (Doorgaan) en niet opgeven als de taak moeilijk wordt (Volharden). Het subkwadrant Controleren bevat de processen die nodig zijn voor de timing (Tempo houden), het Coördineren en Aanpassen van onder andere bewegingen.
De descriptors zijn aparte, in gedrag waarneembare processen van informatieverwerking. Doordat de processen zijn omschreven in gewone, voor iedereen begrijpelijke werkwoorden kunnen de problemen die de cliënt heeft helder en concreet worden benoemd. De termen die worden gebruikt voor Neuropsychologische functiestoornissen (NPFS) zoals apraxie, afasie, agnosie, neglect, ataxie zijn niet eenduidig en geven in sommige gevallen meerdere problemen aan.
Voorbeelden: